Wensambulance laat wensen in vervulling gaan?

21 juli 2022 Geschreven door: Stéphanie Heijtlager

In de media is de casus van een man met ME/CVS, die met een wensambulance naar de rechtbank in Zwolle is gebracht om zijn zaak tegen het UWV (op een brancard) bij te wonen, breed uitgemeten. De man was in beroep gegaan tegen het besluit van het UWV, waarin het UWV zijn vervroegde IVA-aanvraag had afgewezen. 

De bestuursrechter in Zwolle oordeelde op 1 september 2021 echter dat in het geval van meneer geen sprake was van een omstandigheid dat herstel was uitgesloten, zodat een vervroegde IVA-aanvraag niet aan de orde was. De Zwolse bestuursrechter vond namelijk dat een multidisciplinair traject nog verbetering van de belastbaarheid van meneer zou kunnen opleveren. Daarmee heeft de verzekeringsarts volgens de bestuursrechter voldoende gemotiveerd waarom een vervroegde IVA-aanvraag niet aan de orde is. 

Blijven wensen

De meneer laat het er niet bij zitten (ondanks dat hij per einde wachttijd wel een IVA-uitkering toegekend heeft gekregen) en stapt naar de Raad. Meestal – althans zo valt mij vaak op – is ook een hoger beroep bij de Raad in de regel kansloos als het gaat om een (vervroegde) IVA-aanvraag. Zeker als het gaat om een ziekte als ME/CVS. Veel verzekeringsartsen, deskundigen (en rechters?) volgen namelijk de benadering dat ME/CVS psychisch is en dat een betrokkene altijd wat kan doen om de klachten te verminderen (lees in dit artikel de andere twee benaderingen). Daarbij wordt dan veelal een multidisciplinair traject voorgeschreven (net zoals in onderhavige casus overigens), zodat de betrokkene psychisch en fysiek zijn belastbaarheid kan vergroten. Met als gevolg dat herstel niet kan zijn uitgesloten. 

De Raad volgt deze benadering in dit geval niet en oordeelt dat meneer wél in aanmerking gebracht had moeten worden voor een vervroegde IVA-uitkering.

Laat de Raad wensen dan wel uitkomen?

In de uitspraak van 21 april 2022 (ECLI:NL:CRVB:2022:1010) oordeelt de Raad namelijk dat de ernst van de ziekte van meneer dusdanig is dat van hem zelfs geen multidisciplinair behandeltraject gevergd kan worden om tot een verbetering van zijn belastbaarheid te komen. Dit is ook door een behandelaar geconstateerd: “patiënt is o.a. op dit moment te laag belastbaar”. Ook zouden behandelingen volgens de behandelaars alleen zien op stabilisering ofwel voorkomen van verdere verslechtering van de medische situatie. Daarmee staat volgens de Raad vast dat herstel was uitgesloten op de datum in geding en dat meneer dus in aanmerking gebracht moet worden voor een vervroegde IVA-uitkering. 

Deze uitspraak is opvallend, omdat de Raad zelf in de zaak voorziet en aan meneer een vervroegde IVA-uitkering toekent, maar zonder dat de Raad daarbij de hulp van een onafhankelijk deskundige heeft ingeschakeld en dát bij een ziektebeeld dat veelvuldig ter discussie staat (o.a. in de rechtspraak van de Raad)! Hiermee lijken de kansen voor ME/CVS patiënten in hun ‘gevecht’ tegen het UWV te zijn vergroot. 

Overigens voor de (ex-)werkgever van de meneer ook positief deze uitspraak: de(ex-)werkgever kan de loonkosten met terugwerkende kracht verrekenen met de alsnog toegekende vervroegde IVA-uitkering. Scheelt toch een behoorlijke slok op een borrel!

Gerelateerde artikelen